Kunt u zich voorstellen?
Ik ben Kanta Adhin, geboren in Nickerie, Suriname. Toen ik twee jaar was, verhuisde ons gezin voor drie jaar naar Nederland in verband met verdere studie van mijn vader. Mijn jeugd heb ik grotendeels in Paramaribo doorgebracht. Nadat ik mijn Gymnasium B-diploma had behaald aan het mr dr J.C. de Miranda Lyceum vertrok ik naar Nederland, waar ik in Leiden afstudeerde in internationaal recht. Bij terugkeer in Suriname heb ik enkele jaren gewerkt op het ministerie van Buitenlandse Zaken. Na de Decembermoorden, waarvan mijn eerste echtgenoot een van de slachtoffers was, ben ik in 1983 samen met mijn kind van 10 maanden wederom naar Nederland verhuisd. Ik heb toen ook mijn Nederlands recht diploma behaald in Leiden.
Sedert eind 1986 werk ik op het Nederlands ministerie van Buitenlandse Zaken, waar ik om de vier jaar een andere functie heb vervuld, zowel op het ministerie in Den Haag, als in diplomatieke dienst. Van 2007-2015 heb ik met mijn huidige echtgenoot vier jaar in Dublin en daarna vier jaar in Straatsburg gezeten. Daarnaast heb ik heel veel gereisd voor internationale conferenties, overleg of advisering. In Bangladesh, Sri Lanka en Zambia heb ik mensenrechtenprogramma’s helpen uitwerken. In 1994 was ik aanwezig bij de eerste verkiezingen in Zuid-Afrika na afschaffing van de apartheid. Momenteel ben ik bij diverse internationale organisaties betrokken en vertegenwoordig ik het Koninkrijk der Nederlanden onder meer bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in procedures waarbij een burger een klacht heeft ingediend tegen Nederland, Curaçao, Aruba of Sint-Maarten.
Uit wat voor familie komt u? En hoe zou u uw opvoeding beschrijven?
Ik kom uit een Hindostaans gezin met zes kinderen, vier dochters en twee zonen. Mijn vader was politiek en sociaal-maatschappelijk heel actief. Hij en mijn moeder hadden een druk sociaal leven. Mijn moeder was ook verbonden aan een aantal organisaties en hield zich met vrijwilligerswerk bezig. Wij zijn zowel met de Hindostaanse als met de westerse cultuur grootgebracht. Mijn vader was een groot kenner van het hindoeïsme en droeg met name de Vedantische filosofie uit. Een keer per jaar werd thuis een religieuze dienst gehouden (kathá). De symboliek achter de religieuze handelingen werd vooral belangrijk gevonden. Thuis luisterden wij (de kinderen) heel graag naar Engelse popmuziek, maar gingen ook graag naar Hindostaanse films en genoten van mooie filmsongs. Van sommige liedjes vertaalde mijn vader de Hindi tekst en liet ons zien hoe poëtisch de woorden waren. Wij hebben ook basislessen Hindi gevolgd.
Ik denk dat ik het als jongste dochter wat makkelijker heb gehad dan mijn oudere zussen die soms nog met strenge normen te maken hadden, zoals niet te veel uitgaan en zeker niet te laat thuiskomen. Toen ik een tiener was, waren mijn zussen al uit huis en waren mijn ouders duidelijk milder. Het was voor mij geen enkel probleem om met vriendinnen naar films als Woodstock of Love Story te gaan. Ook stonden mijn ouders er niet meer op dat zij mij naar een (school)feest brachten en weer ophaalden als iemand anders mij thuis kon brengen.
Mijn opvoeding zou ik willen beschrijven als ongedwongen, maar met besef voor normen en waarden. Mijn ouders lieten mij vrij maar gingen ervan uit dat ik mij wel verantwoordelijk gedroeg. Als voorbeeld kan ik aanhalen dat een vriendin en ik een keer naar een show gingen van een Nederlandse popgroep die in Suriname was. De show was overdag en we zouden met openbaar vervoer gaan (‘wilde bus’). Terwijl we wachtten reed de Hindostaanse overbuurvrouw van mijn vriendin (ook een kennis van mijn moeder) langs en vroeg of ze ons ergens kon afzetten. Dat was natuurlijk meegenomen. Toen ik thuiskwam ondervroeg mijn moeder me streng. De overbuurvrouw had haar namelijk gebeld om te melden dat ik stond te liften op straat. Mijn moeder kon zich dat niet voorstellen en had dat ook aan haar gezegd. Die vrouw had gewoon een eigen draai aan de situatie gegeven waarmee ze mij in een bepaald daglicht wilde plaatsen. Gelukkig wist mijn moeder beter, maar ze wilde het wel verifiëren.
Welke drie levenservaringen hebben een belangrijke rol gespeeld en u mede gevormd als persoon? En waarom?
Mijn jeugdjaren hebben een belangrijke rol gespeeld. Zoals ik hierboven heb beschreven werden die gekenmerkt door een grote mate van vrijheid. Toen ik daarna in Leiden ging studeren woonde ik in een studentenhuis. Twee zussen waren mij daarin voorgegaan, hetgeen voor Hindostaanse meisjes toen nog best uitzonderlijk was. In die periode heb ik geleerd voor mijzelf te zorgen zonder controle.
Nadat ik was getrouwd was het voor mij niet meer dan normaal dat ik mijn eigen vrijheid zou behouden en een eigen weg kon blijven volgen. Uiteraard in harmonie en dat betekent dat je soms compromissen sluit. Dat is ook wat ik op professioneel vlak heb geleerd toe te passen. In de Verenigde Naties moet je het met meer dan 190 landen eens zien te worden. Met veel bravoure je eigen gelijk willen halen levert over het algemeen minder op. Maar fundamentele principes moet je niet opgeven. Dat speelt vaak op het gebied van mensenrechten. Foltering, bijvoorbeeld, is nooit goed te praten. Daar kun je dus geen compromissen over sluiten. Vrijheid van meningsuiting is ook een belangrijk goed, maar zoals sommigen in Nederland menen, is het voor mij geen recht om anderen te beledigen. Respect voor de medemens vind ik ook belangrijk. Je kunt kritisch zijn, maar dat kan ook op een constructieve manier.

U bent hoofd- en eindredacteur geweest van het tijdschrift Hindorama en schrijft nog steeds regelmatig artikelen voor de website. Kunt u meer vertellen over Hindorama en uw visie voor dit medium?
Toen ik mij na 1983 in Nederland vestigde, raakte ik betrokken bij een aantal organisaties die zich inzette voor integratie van culturele minderheden met behoud van de eigen identiteit, in dit geval de Hindostaanse identiteit. Vrijheid is voor mij een belangrijke waarde en mensen moeten zich vrij voelen zichzelf te zijn. Behoud van de eigen cultuur staat naar mijn mening niet in de weg aan een normale participatie in de maatschappij en het respect hebben voor andere culturen.
Hindorama werd een middel om te laten zien dat Hindostanen midden in de Nederlandse samenleving staan en tegelijk bezig zijn met hun eigen cultuur. Ik vind dat iedereen, ook Hindostanen, trots op haar of zijn culturele achtergrond mag zijn, maar tegelijk kritisch moet blijven. Problemen en taboes binnen de gemeenschap moeten daarom ook worden aangekaart, maar moeten niet de cultuur als geheel stigmatiseren. In de praktijk doen zich situaties voor waarbij men zich ten onrechte verschuilt achter godsdienst en cultuur. In het westen is men soms snel geneigd andere culturen alleen of voornamelijk vanuit de problematische kant te zien. Ook daar is zelfreflectie nodig, want ook de westerse christelijke cultuur kent uitwassen (bijvoorbeeld kindermisbruik in de kerk), maar daar wordt niet de hele cultuur op beoordeeld.
Het tijdschrift Hindorama werd uitgegeven door het communicatiebureau van mijn echtgenoot en verscheen tweemaandelijks van 2000 tot 2005. In 2019 heeft hij de website Hindorama.com gelanceerd die een beeld geeft van de geschiedenis en de ontwikkelingen van de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap en de integratie in de Nederlandse samenleving. Mijn bijdragen op de website zijn vaak bedoeld om actuele thema’s die in Nederland spelen in perspectief te plaatsen. We moeten ons niet blindstaren op superieur gewaande westerse normen en waarden, maar tegelijk moeten we ook op de eigen (gedrags)cultuur reflecteren.
Hoe zou u de Hindoestaanse cultuur omschrijven?
Voor mij is de kern van de cultuur gebaseerd op dharm. Dit wordt vaak als godsdienst vertaald, maar het is eigenlijk de ethische kernwaarde voor gedrag. Het woord dharm betekent ‘datgene wat draagt’, met andere woorden wat constructief en niet destructief is. Daarbinnen kun je van alles doen: hindoefeesten vieren, religieuze ceremonies houden, genieten van muziek en andere entertainment, relaties aangaan, kinderen opvoeden, participeren buiten je eigen (etnische) cultuur enzovoort. Op deze wijze is de Hindostaanse cultuur voor mij een houvast voor eigen groei en genot, voor respectvol gedrag ten opzichte van anderen, maar ook voor het kunnen veroordelen van destructief gedrag, zoals vrouwenmishandeling, discriminatie of het neerhalen van anderen.
Wat is op dit moment de grootste barrière voor de verdere emancipatie van de Hindoestaanse vrouw en hoe kunnen wij hier verbetering in brengen? En wat wenst u de Hindoestaanse vrouwen en de volgende generaties toe?
Ik denk dat er al veel is gebeurd op het gebied van vrouwenemancipatie, maar dat er nog steeds situaties voorkomen waarbinnen vrouwen zich niet vrij voelen. De vraag is of dat altijd door de ‘cultuur’ komt of doordat men zichzelf een gevangene daarvan maakt. Bijvoorbeeld, het veelbesproken ‘manai ka boli’ wordt vaak als typisch Hindostaans gezien, terwijl het in andere culturen ook voorkomt. Onlangs zag ik nog een Amerikaanse film waarin een rijke zakenvrouw haar dochter in een ongelukkig huwelijk wilde laten, want een scheiding zou niet goed bij haar conservatieve zakenrelaties vallen. Zelf heb ik ooit een column geschreven over wie die ‘manai’ eigenlijk zijn van wie de mening zo belangrijk wordt gevonden: “De rest van de familie, vrienden, kennissen, buren? Maar weten we dan niet dat oom Dev een buitenvrouw heeft, dat tante Sita aan de drank is, dat de zoon van de buren het met een getrouwde vrouw houdt?” We moeten ons geen gevangene van anderen laten maken, die vaak zelf boter op het hoofd hebben. Een vrije geest is belangrijk voor emancipatie en het besef dat vrijheid geen losbandigheid of verwerping van de eigen cultuur betekent. Daarom zie ik Hïvan community als een belangrijke bijdrage aan de verdere emancipatie van Hindostaanse vrouwen. Excessen of andere onaangename toestanden waar vrouwen (en anderen) binnen de cultuur slachtoffer van worden, daar moet juist over worden gepraat om verandering van mindset teweeg te kunnen brengen. Dat is wat mij betreft een opdracht van dharm.

Geschreven door Kanta Adhin – http://www.hindorama.com
#HÏVAN
Hivancommunity is een platform om de positie van Hindoestaanse vrouwen in Nederland en Suriname te versterken. De focus ligt met name op het ondersteunen van vrouwen die zich bevinden in verstikkende situaties, o.a. veroorzaakt door conservatieve denkbeelden in hun omgeving, bij hun weg naar een vrij en geëmancipeerd leven. Meisjes en vrouwen dienen niet klein gehouden te worden om een gemeenschap of cultuur te dienen. Hier zetten wij ons als netwerk voor in. >> Lees meer